Cor bezocht eveneens De Govert Flinckschool en kreeg na het 6de leerjaar in 1942 een Getuigschrift ten bewijze van het feit dat hij de Openbare School voor Gewoon Lager Onderwijs ‘met vrucht had doorlopen’. Onderwijs in de oorlogsjaren was toen niet meer zo vanzelfsprekend, maar toch heeft hij ook een zevende leerjaar kunnen volgen en ontving hij van school nr. 13 het ‘vereerend bewijs’ dat hij zich tijdens het 7de leerjaar goed had gedragen.
Die schooljaren waren zeker geen mooie jaren met veel verdriet want hij verloor veel vriendjes en vriendinnetjes, die door de Duitsers waren weggevoerd. Ook zijn vader die in het verzet zat, werd opgepakt en in Vught gevangen gezet. Cor nam de taak van hem over en zorgde voor zijn moeder en broertjes. Zo verhuurde hij zich als helper bij een melkboer uit de toen nog weidse Bijlmer, die in het voorname deel van Amsterdam-Zuid bezorgde. Als hij een kannetje melk mee naar huis mocht nemen, zaten daar steevast wat stiekem geraapte eieren of een pakje boter in en dan liep hij elke dag vanaf de Bijlmer naar de Govert Flinckstraat.
Bijzonder op het getuigschrift van de Lagere School is de handtekening van zijn meester Van Rossum. Over deze muzikale onderwijzer sprak Cor altijd met veel waardering. Van Rossum speelde viool en liet zijn leerlingen veel zingen. Daar heeft Cor zijn hele leven plezier van gehad. Hij was zo gek op zingen dat hij zich stiekem meldde bij het meisjeskoor van Jacob Hamel waar hij heel graag binnengehaald werd als jongensalt. Later meldde hij zich als jong volwassen bas bij het Amsterdams Opera Koor met zangpedagoge Bep Ogterop.
Zijn hele leven is hij blijven zingen en tot op hoge leeftijd en het operakoor werd later het Beemster koor. Cor was geen hemelbestormer, maar iedereen in de Beemster kende hem als die aardige, humorvolle en rasechte Amsterdammer en waarom hem dus dan niet eens noemen?