IN MEMORIAM MIJN KAPPER
Wie denkt er nog aan Wiebe Aleva
dat kalend grijs en grijnzend warhoofd
rijzig priester voor zijn spiegelend altaar
om het offer dansend in vertraging
wet het mes en scheert het schuim tot bloed
zijn kraakstem neemt het hels bestaan verwoed
de maat: orakeltaal. Voor stom gehoor verknipt
hij onbegrepen recht en krom in hoon
tot zekerheden zonder kop of staart.
Natuurlijk was hij in de oorlog fout (zegt men) maar
ongebroken ongebogen kwam hij terug
en zal niet zwijgen kwast en schaar vervaarlijk
zijn getuigen om in raadselen het onbegrip
tot megamaten te vergroten. Nooit geëerd in
eigen land maar luidkeels het grootste gelijk
van de Pijp. Zijn vrouw een voetveeg aan de bezem
drijft de haren schilfers stof de jaren zwijgend
later ligt zij in het donker tot zij dood is
Een onmogelijke vader voor zijn dochter
(dan ook afgeschaft) zijn zaak een museale zaal
(ging dus voorgoed verloren)
Soms verdwaal ik in zijn straat per droom:
een goot van asfalt vroeger en alleen maar regen
nu veryupt en toch -
ik mis hem duurzaam, had nog veel te vragen