Zijn vader was schoenmaker in Amersfoort en op zijn dertiende kwam hij in de zaak. Hij wilde wel doorleren, vreemde talen, maar ja, zegt hij, "ik kon niet zo goed leren." In de oorlog lapte hij al schoenen. Een herinnering: in het concentratiekamp Amersfoort werkten ook schoenlappers en zijn vader leverde de te herstellen schoenen aan. "Die kregen we dan gerepareerd terug, met briefjes in de voering gestopt, die zonden we door."
Ze woonden boven de zaak en daar waren ook onderduikers. Wat er met ze gebeurd is, weet Willemse niet, wel dat ze 'veeleisend' werden en 's avonds buiten wilden lopen "en dat mocht natuurlijk niet van m'n vader. Ze zijn naar Amsterdam gegaan."
Henk moest de laatste periode van de oorlog ook onderduiken: hij kwam in de leeftijd voor de Duitse arbeidsinzet. Na de oorlog: de stad uit. "We waren met z'n vieren thuis, we konden niet allemaal bij mijn vader in de zaak" En waarom hij dan? "Misschien omdat ik met mijn tweelingbroer de jongste was." Hij vond het ook niet erg, ging bij een schoenmaker in Haarlem in de leer en volgde de avondopleiding. En toen dus naar het Olympiaplein.
Hij kreeg allerlei machines mee uit Amersfoort. Ze staan er nog en zijn nog steeds in gebruik. Vooroorlogse kwaliteit: naaimachines, schuurmachines, plakmachines, apparaten waarmee je schoenen kunt oprekken. Er is wel eens iemand van een museum langs geweest, maar ja, daar heeft hij nooit neer iets van gehoord. "Iedereen wil de zaak wel hebben, voor de machines of gewoon om hem voort te zetten, maar ze willen er niets voor geven."
En zo gaat Willemse door. "Van de AOW kan ik de huur en nog zo wat betalen, de rest komt uit de zaak." Nee, het gaat niet erg goed in schoenmakersbranche. "In Duitsland moeten alle kantoormensen nog herenschoenen dragen, hier hoeft dat niet meer. En de jongeren lopen vrijwel allemaal op sportschoenen, die gooi je weg als er iets aan mankeert." Maar hij houdt zijn vaste klanten, en nog een paar kinderen van vaste klanten.
Notarissen, advocaten, om het niveau van zijn clientèle hoeft hij zich niet te bekommeren. En let wel: hij heeft geen hakkenbar. "Ik kan alles maken." Hij doet ook nog aan verkoop: een paar jaar geleden heeft hij een goede partij Birkenstock ingekocht, prachtschoenen, die hij verkoopt voor vijftig of zestig euro per paar. Hij heeft niet meer alle maten in huis en die zullen ook niet komen, want hij koopt niet meer in.
Hij heeft geen makkelijk leven gehad, met dood en ziekte van partners. Maar hij had ook zijn plezier. "Van carnavalsvereniging De Amsterdamse Narren ben ik grootvorst. Dat is hoger dan de prins. Als de prins bezopen is, kan ik hem eruit gooien. Ja, dat is wel eens gebeurd."
Wat hem betreft, gaat hij nog jaren door. "Ik ben geen man voor een tehuis. Schoenen repareren is niet alleen mijn vak, het is ook mijn hobby. Ik krijg er veel waardering voor."
Als het een beetje meezit, kunnen we over vier jaar een glas op Henk Willemse drinken: driekwart eeuw schoenmaken.