Andries (1968) leidt de zaak nu samen met zijn broer Bennie, die vaak op markten staat. Ook dagelijks in de winkel: hun vader Ben (1932), die de zaak in 1957 vestigde.
Ben Wessels' vader zat ook in groente en fruit, vlakbij, in een halverwege de jaren dertig geopende en al lang weer gesloten winkel in de Sluisstraat. Ben maakte er de oorlog mee: "Het was voor Joodse buurtgenoten verboden bij niet-Joodse zaken te kopen. Ik ging 's avonds met boodschappen naar die mensen toe. Dat mocht ook niet natuurlijk. Mijn vader zal gedacht hebben: zo'n klein kereltje maken ze niks." Schrijnend verhaal: een van die gezinnen moest op transport en hij kreeg de fiets van de zoon des huizes. Natuurlijk was hij er blij mee, zo'n dure fiets. Wist hij veel over het lot van de Joden.
Kort na de oorlog liep hij een groentewijk, aanvankelijk voor zijn vader, later, inmiddels getrouwd, als zelfstandige. "Het begon met een handkar, het werd een paard-en-wagen en het eindigde met een vrachtwagentje, een Opel Blitz." Had dat paard een naam? "Annie, naar mijn moeder." 's Nachts stond Annie op stal in de Generaal Vetterstraat, "naast het paard van de melkboer en dat van de bakker. Iedereen verzorgde zijn eigen paard. Dat van mij kreeg veel wortelen."
In 1957 vertelde een klant van hem, een visboer aan de Koninginneweg, dat hij stopte. Wessels besloot de winkel over te nemen.
Andries: "Hij had mijn moeder niets verteld, kwam 's avonds met dat bericht thuis." Ben: "Ja, zij vond het niet zo leuk." Waarom niet? "Ze had tot dan toe wel een goed leven gehad, nu moest ze in de winkel staan."
Wessels' vrouw, zes jaar geleden overleden, heeft het desondanks blijmoedig gedaan. En Bens broer Rob heeft ook veertig jaar in de zaak gestaan.
Het assortiment die eerste jaren was in vergelijking met nu piepklein: aardappelen, andijvie, wortelen, kool, bieten, lof, spruiten. Helemaal seizoensgebonden. "In de winter een enkel appeltje, dat moest geïmporteerd worden. Mandarijnen had je alleen in december, sinaasappelen iets langer. En altijd vol pitten, je zou ze nu niet meer kunnen verkopen. 's Zomers waren de sinaasappelen slecht, maar je had wel bosbessen uit Brabant. Erg vochtig, dus ze bedierven snel, maar ze waren heerlijk zoet."
Hij herinnert zich nog het begin van de knoflook in Amsterdam, het moet rond 1960 zijn geweest. "Vier of vijf bolletjes per week verkochten we ervan. Nu driehonderd."
Zoon Andries: "Zegt mijn vader driehonderd? Dan zullen het er honderdvijftig zijn."
Al die hedendaagse dingen, ze zijn niet besteed aan de oude Ben. Hij wil ouderwetse Hollandse pot. Adviezen rond het gebruik van papaja's geeft hij niet. "Zoiets heb ik ook nooit gedaan, mijn vrouw wist hoe je eten klaarmaakte. Mijn zoons zijn heel anders, die kennen allerlei recepten." En dat geldt ook voor zijn schoondochters en kleinkinderen die veel in de winkel helpen.
Toen Ben Wessels begon, waren er in het gebied tussen Amstelveenseweg en Van Baerlestraat zo'n 25 groentezaken, nu zijn ze nog met z'n tweeën. Andries: "Ze zijn niet gesloten omdat ze binnen waren gelopen. Het is hard werken en hier moet je zorgen voor topkwaliteit. Als er ook maar iets aan een krop sla mankeert, gooi ik hem weg. Een verlepte krop kun je ook bij de supermarkt krijgen."